Het visconcert

Halldór Laxness

Nadat Alfgrim als baby door zijn moeder is verlaten, wordt hij opgevoed door twee oude mensen, die hij gemakshalve zijn opa en oma noemt. Hun uit turf opgetrokken boerderijtje, de Hellinghut, is voor de jongen de volmaakte wereld. Hij groeit op in een omgeving waar ‘gratis pension was voor iedereen die onderdak wou hebben’ en waar de geur van stokvis, turf en walvisvet zich vermengt met die van spruitend gras, varens, paard en koe.

Met tegenzin gaat Alfgrim naar school. De nieuwe wereld laat hem koud. Hij droomt ervan visser te worden zoals zijn opa. En hij wil zingen zoals zijn grote voorbeeld Gard Holm. Alfgrim is niet uit op roem, zijn doel is enkel ‘de zuivere toon’ te halen.

Uiteindelijk ontkomt hij er niet aan een keuze te maken tussen de ideale wereld van de Hellinghut en een nieuw leven in een veranderende maatschappij.