Ik en ik

Toon Tellegen

Ik en ik is inmiddels al Toon Tellegens vijfde dichtbundel, maar het is de eerste die zo’n grote innerlijke samenhang vertoont dat hij als een soort cyclus is op te vatten: de gedichten lijken alle in dezelfde wereld te spelen.
Spelen Tellegens gedichten dan in een wereld ? De logica gaat erin elk geval niet in op; de gedichten waar iets tegelijk wel en niet het geval is zijn eer regel dan uitzondering. Je kunt dus ergens wel en niet zijn, en ook op twee plaatsen tegelijk, en dus ook in verschillende werelden. Wat daarvan zij, de attributen waarmee Tellegen de gedichten in Ik en ik stoffeert komen steeds terug: wij (ik en ik?) rijden almaar in een koets door de nacht, over de vlakte, door dorpen. Ondertussen gebeuren er de ingrijpendste dingen – en tegelijk ook niet. Het merkwaardige is nu dat een en ander niet tot monotonie en vrijblijvendheid leidt, maar tot letterlijk ongekende affecten bij de lezer – de bizarre toestand van de reiziger(s) in de koets moet wel op een indirecte wijze te maken hebben met dingen, gekend of niet, waar wij het grootste belang aan hechten.