In haar vierde dichtbundel verkent Marijke Hanegraaf de wereld in haar uitersten. Enerzijds is er de verruimende ervaring van het afleggen van afstanden, anderzijds is er de tomeloze verbazing over de subtiele ontdekkingen van de natuurwetenschappen. Met minstens twee gezichten tast zij af waar zij in het heden staat, als dat al ergens zijn kan. Ook de titel kijkt twee kanten op. Afhankelijk van je stemming roept hij verbondenheid op of juist eenzaamheid, geruststelling versus onwetendheid of onverschilligheid. En op de achtergrond springt soms een oud geloof tevoorschijn. Nu ik er ben, kan ik niet meer zonder mij; / is er een engel die om mij huilt of juicht?