Pierre H. Dubois in Ons Erfdeel: ‘een dichteres die altijd al, sinds de rijping van haar dichterschap, uitmuntte door het gebruik van ironie en zelfspot als wapens in de strijd tegen een overgevoeligheid die haar steeds aanwezige subtiliteit haast vanzelfsprekend moest bedreigen. Haar karakter maakte het haar mogelijk daaraan op een bewonderenswaardige manier te weerstaan. Des te beklemmender is het daarom die gesteldheid terug te vinden in een reeks gedichten waarvan het thema de onstuitbare gang van de tijd is en het onontkoombare verval dat daarmee gepaard gaat. […] Ik ken geen dichteres – of het moest Emily Dickinson zijn – bij wie humor en ironie zó doordrenkt zijn van tragiek, bij wie de tragiek zo bedrieglijk is ingebed in een paradoxaal vermogen tot camouflage, paradoxaal omdat de tragiek er des te aangrijpender door wordt.’