‘Er is een kloof tussen u en de wereld’, constateert de psycholoog. ‘Die kloof moet u trachten te dichten door opnieuw een dagboek te gaan schrijven – vooral over de gewoonste, meest alledaagse dingen in uw leven.’
Met dat ‘meest alledaagse’ heeft Margaretha Ferguson vlak na de oorlog inderdaad de grootste moeite zoals ook beschreven wordt in de autobiografische roman Chaos (Nijgh & Van Ditmar, 1983). Ze is pas bevrijd uit een Japans interneringskamp en wordt geconfronteerd met het totaal andere leven van een Hollands huishouden. Ze volgt het advies van de psycholoog op en zo ontstaat een uitgebreid dagboek. De geselecteerde fragmenten uit de jaren 1948 tot en met 1984 laten, dwars door de spontane toon heen, zich geleidelijk ontwikkelende thema’s zien: de aanvankelIjk zeer moeizame aanpassing aan de omgeving, in Utrecht, Belawan en in Den Haag; het groeiend bewustzijn omtrent de inwerking van de oorlog; het schrijven dat, vooral na het debuut in 1959, een steeds grotere rot gaat spelen.