In haar veelgeprezen debuut Huizen van papier verdiepte Lia Tilon zich in de wereld van zwervers en heilsoldaten. Ook haar tweede roman onderscheidt zich door een bijzondere thematiek: hoe is het om met een handicap te leven? Bijvoorbeeld om blind te zijn. En als je eenmaal om kunt gaan met het feit dat je anders bent en daar misschien wel handig gebruik van maakt, zou je dan nog zonder die handicap kunnen?
Julius Conçalvez is beeldhouwer van vogels. Op zijn vijftiende werd hij blind door een auto-ongeluk, waarbij ook zijn vriend Luuk aanwezig was. Er zijn veel beelden uit zijn geheugen verdwenen, maar de vogels kan hij zich herinneren. Twintig jaar later keert Luuk onverwachts terug en klopt bij Julius aan. Hij is voorlopig niet van plan te vertekken. Korte tijd later treft Julius een meisje aan in zijn keuken, ook zij is een blijver. Zoveel veranderingen in Julius’ routine, en dan komt de nieuwe dokter ook nog met berichten over transplantatie. De vraag is: wil hij dat wel?