De cultus van het lijden

Een vrije oefening

Peter Smink

In De cultus van het lijden maken we kennis met een geboren duursporter; iemand die, zich bewust van zijn beperkingen, onophoudelijk pogingen onderneemt de grenzen van zijn lichamelijke en mentale kunnen op te zoeken. De ervaring van pijn en zelfopgelegde ontbering helpen hem grip te krijgen op de materie. Door te sporten wil hij ‘de fysieke conditie van de moraal op peil houden […] verworven uithoudingsvermogen in dienst stellen van denkkracht’.
Een crisisvakantie aan de Spaanse grens nadat hij daar gestrand was, zet hem ongewild op het spoor van Walter Benjamin. De parallel met diens noodlottige tocht over de Pyreneeën is even gewaagd als evident en daagt hem uit de zin van dit staaltje toeval te doorgronden. De speurtocht krijgt zijn beslag in een vijftal zogenaamde duurschrijfpogingen, waarin al zoekend en proberend uiteindelijk een welhaast familiair soort verwantschap wordt blootgelegd.
Naast deze uithoudingsproef krijgt de lezer tevens een vergelijkend warenonderzoek naar het literaire gehalte van de contemporaine Nederlandse wielrenroman voorgeschoteld, en wordt uitzicht geboden op de oorsprong van deze trial and error-achtige bewegingsdrang die gelegen is in de vroegste jeugd van een op suggestiviteit gespitste auteur.