Eind 1917, in volle oorlogstijd, loopt Victor weg van huis om zijn herdershond te zoeken. Uit zijn vaders bureau steelt hij een mes, geld en een pak brieven van zijn broer, die aan het front zit. Op de armenmarkt hoort Victor dat in deze hongerwinter elke hond gevaar loopt. Hij kan niet anders dan het pad van de hondenvangers volgen, langs verraderlijke rivieren en hongerige moerassen.
In de ruige, verarmde Rupelstreek ontmoet Victor het schoonste meisje van de wereld, brutale straatmadelieven, de vrouw met de baard, en… de hondenslachter van Boom.
Een spijkerharde roman over de Eerste Wereldoorlog en de grenzen van de menselijkheid.