In zijn verhalen toont Frans Kellendonk nog meer mogelijkheden van zijn schitterende talent dan in zijn romans. Ook laat hij meer van zichzelf zien, in de negen korte verhalen waarin hijzelf als ik-figuur optreedt, en vooral ook in de acht langere novellen waarin dat niet het geval is.
De twee verhalen uit zijn debuut Bouwval (1977) en het zestal uit Namen en gezichten (1983) zijn zo verschillend dat alleen uit de stijl blijkt dat ze van één meesterhand zijn. Van de magisch-realistische wereld van halfdode verslaafden en travestieten uit ‘Achter het licht’ via de keiharde homoscene in ‘Overige bestemmingen’ tot het eenzijdige gesprek van een oude kasteelheer tegen een schone jongeling in de historische schets ‘Dood en leven van Thomas Chatterton’ – Frans Kellendonk neemt ons mee naar acht heel nieuwe werelden.
De negen autobiografische opstellen uit ‘Dagwerk’ tonen een heel andere kant van de schrijver: de moderne feuilletonnist laat zien dat het journalistieke dagboekgenre bijna een eeuw na Couperus nog op hetzelfde niveau kan worden beoefend.