Het dagboek dat de gebroeders Edmond en Jules de Goncourt in 1851 zijn begonnen, bevat een schat aan gegevens over het Parijse literaire leven. Meer dan vijfendertig jaar is het in het diepste geheim bijgehouden. Niemand heeft ooit vermoed dat de gebroeders na hun bezoeken, diners of salonbijeenkomsten een vaak genadeloos verslag neerschreven van alles wat ze hadden gehoord en gezien. Vele grootheden zoals Sainte-Beuve, Gautier, Flaubert en Zola passeren de revue. Maar tal van mindere personages uit de wereld van kunst, politiek en wetenschap zijn eveneens in het dagboek geportretteerd. Ook over hun eigen gevoelens en ideeën lichten de Goncourts ons uitvoerig in. Zij streven in ieder opzicht naar absolute eerlijkheid.
Toen Edmond vanaf 1887 een keuze uit zijn dagboek begon te publiceren, ontstond er grote onrust, en er is verschillende keren geprobeerd verdere verschijning te voorkomen. Het complete dagboek mocht volgens testamentaire beschikking pas twintig jaar na de dood van Edmond worden uitgegeven, maar in 1916 bleek een volledige uitgave onmogelijk: er waren nog te veel mensen in leven. Het heeft tot 1956 geduurd voordat het complete dagboek kon verschijnen.
De Goncourts hebben het dagboek als hun belangrijkste werk beschouwd, belangrijker dan hun romans of hun historische studies. Zij hebben daarin meer dan gelijk gekregen: hun Journal heeft zich een plaats veroverd als een van de belangrijkste dagboeken van de wereldliteratuur. Een tijdsdocument zonder weerga.