Een dichter in mijn voorgeslacht

71 sonnetten

Jan Kal

Hertog Jan van Brabant (1254-1294)
Ik heb een dichter in mijn voorgeslacht!
De een zingt voor, de andere zingt na.
Juist, Jan van Brabant. Wie had dat gedacht?
Zo zong de hertog: ‘Harba lori fa.’

O mijn edeloudovergrootpapa,
de Slag bij Woeringen bewees uw macht:
u voegde Limburg bij Brabantia,
maar werd in een toernooi ter dood gebracht.

U leeft ook voort als bierpatroon Gambrinus,
een naamsverbastering van u, Jan Primus.
Na zevenhonderd jaren – straks nog langer –

blijkt u springlevend, ook als minnezanger.
Op ’t bierflesetiket heft u de kan.
Waar is de opener? Proost, hertog Jan.

Jan Kal is de laatste tien jaar, zoals velen, gegrepen door de genealogie, het voorouderonderzoek. Daarbij kwam hij tot de ontdekking onder meer af te stammen van Jan van Brabant, de middeleeuwse hertog die enkele gedichten heeft nagelaten, onder meer een lentelied waarin hij zingt: Harba lori fa, wat volgens sommige geleerden Occitaans is voor: ‘Het gras heeft bloemen gemaakt.’ Deze bundel bestaat uit vijf afdelingen. In de stamboomsonnetten wordt een flink aantal voorouders uit dertien eeuwen bezongen, vergezeld door een afstammingslijn. Vervolgens
wordt het vertrouwde verhaal van Kals woonplaatsen Haarlem en Amsterdam voortgezet, zijn er vertalingen in sonnetvorm van Dylansongs
en tenslotte een aantal sonnetten over verschillende onderwerpen onder de titel ‘Schaken met de dood’.