Voor Marieke is 1914 een dood jaar, ook al staat de wereld in brand. De Duitsers vallen Leuven binnen. Haar ouders en kinderen worden voor haar ogen vermoord. Marieke vlucht zoals veel Belgen naar Nederland, maar haar vlucht brengt geen troost of opluchting. Ze stapt bijna letterlijk een nieuwe oorlog binnen als ze werk vindt in een hotel in het Brabantse Oosterhout, dat eigendom is van een weduwe met drie kinderen. Marieke is ‘onwelvoeglijk’. Ze denkt met haar lijf en hoopt dat mannen haar dode kinderen uit haar hoofd zullen verjagen. Een conflict met de omgeving kan niet uitblijven. Sybille, de dochter van de eigenares van het hotel, ontdekt intussen dat haar liefde voor een gevluchte Belgische officier geen kant op kan. Loopgravenliefde. Het duurt tot lang na de oorlog voor ze grip krijgt op de pijn die haar passie heeft veroorzaakt. Vlucht speelt zich af in de schaduw van de ‘Groote Oorlog’ en vertelt het verhaal van een andere oorlog, van vluchtelingen in een land dat hen eerst met open armen ontvangt, maar daarna steeds minder gastvrij wordt.