Johann Wolfgang Goethe wordt op 28 augustus 1749 geboren als zoon van de keizerlijke raad Johann Caspar Goethe en de burgemeestersdochter Katharina Elisabeth Textor. Op zijn zestiende gaat hij in Leipzig rechten studeren. Hij geniet van het studentenleven maar bezoekt de colleges zelden. In die periode schrijft hij zijn eerste gedichten. Als hij negentien is wordt hij ernstig ziek en moet terugkeren naar Frankfurt. In 1770 begint hij opnieuw met een rechtenstudie, nu in Straatsburg. Daar ontmoet hij ‘Sturm-und-Drang-kunstenaars’, zoals de toneelschrijver Wagner. Ook sluit hij vriendschap met de schrijver Herder, door wie hij zich bewust wordt van zijn eigen roeping.
Op zijn vijfentwintigste schrijft Goethe Die Leiden des jungen Werthers, de brievenroman die hem beroemd heeft gemaakt. Hij wordt uitgenodigd door hertog Karl August van Saksen-Weimar om naar Weimar te komen, waar hij (op zijn reizen na) tot zijn dood zal blijven. De hertog kent hem de adellijke toevoeging ‘von’ toe.
Vanaf 1780 houdt Goethe zich ook met de natuurwetenschap bezig, waarover hij ook publiceert, met name over de optiek.
In 1786 vertrekt hij voor twee jaar naar Italië, waar hij zich bezighoudt met kunstbeschouwing. In Italië voltooit hij zijn treurspel Egmont, met daarin de nog steeds veelvuldig geciteerde dichtregel: ‘Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt, Glücklich allein ist die Seele die liebt’.
Na zijn terugkeer in Weimar gaat hij met Christiane Vulpius samenwonen, wat voor die tijd hoogst ongebruikelijk is. Zij krijgen een zoon, August. Pas in 1806 trouwt Goethe met Vulpius. Intussen heeft Goethe een werkgemeenschap gevormd met Friedrich Schiller, een samenwerking die voor beide schrijvers vruchtbaar blijkt.
In 1808 voltooit hij het eerste deel van zijn tragedie Faust, waarvan in 1832 (postuum) het tweede deel verschijnt. Faust behoort tot de hoogtepunten van de wereldliteratuur.
In 1806 wordt Goethe weduwnaar. In de periode 1809-1830 werkt hij, tussen romans en gedichten door, aan zijn autobiografie Dichtung und Wahrheit. De gesprekken die hij in de laatste jaren van zijn leven met J.P. Eckermann voert, zijn door de laatste uitgewerkt en gepubliceerd. In 1832 sterft Goethe op 82-jarige leeftijd.