Salomon Zeitscheck is een eenvoudig man, kleermaker van beroep, maar dat was vroeger, vóór de oorlog, toen hij nog zoveel las en diep over de dingen nadacht. Diep nadenken is hij blijven doen, maar niet meer over alle dingen. Salomon Zeitscheck overdenkt nog maar één ding: het leed dat hem is overkomen en meer nog het waarom. Zijn drie kinderen werden weggevoerd, zijn vrouw pleegde zelfmoord; tweeëntachtig familieleden zou hij in die ene oorlog verliezen, slechts één kwam terug. Salomon Zeitscheck is eenzaam achtergebleven, peinzend over straf en schuld en hoe er zonder schuld toch zoiets als straf kan zijn.
In deze lange periode van overdenking valt hem min of meer toevallig het boek Job in handen; de verwantschap is groot: ook Job leed volkomen buiten eigen schuld en verweet God dat diens beheer over de wereld niet op recht maar op willekeur berust. In tegenstelling tot Job die – overtuigd van Gods almacht – zijn aanklacht niet doorzet, denkt Salomon Zeitscheck het proces tegen God tot het einde toe door. Hij leert zo tot wie hij zijn aanklacht in werkelijkheid moet richten, hij leert ook de diepere zin van geloof, hoop en liefde herontdekken: drie rode rozen is alles wat hem bij z’n dood rest.