‘Je bent mijn prooi die mij voor korte tijd / Een trilling schenkt van menselijkheid.’ Deze versregels van Eugenio Montale vormen het motto voor dit fascinerende boek van Theun de Vries. De ‘prooi’ is hier een jonge deserteur, in de nawinter aangetroffen in de verlaten wildernis van een noordelijk grensgebied, waar aan de ene kant arme vissers en dagloners rondom de enkele gezeten hoeven wonen, aan de andere kant ‘het onmetelijke rijk’ zijn vijandige ruimten uitbreidt, waaruit nu en dan de blauwe dragonders tevoorschijn stormen als het er om gaat hun zwakkere buren te terroriseren. Bevat de roman hiermee een politieke aanklacht? Politiek is nauwelijks nog aan de orde in de primitieve boerse gemeenschap, waar pas voor het eerst geruchten opdoemen van spoorwegen en mijnbouw.
Is Het zondagsbed een sociale roman omdat Helvi – de onaantastbare, leeftijdloze meesteres van de hofstede – de levenskracht van haar werkvolk voor haar liefdeshonger gebruikt? Is het een zedenroman omdat een onstuimige seksuele passie zich hier na een kortstondige ‘trilling van menselijkheid’ ontlaadt als vernietigende macht?
Vast staat dat Het zondagsbed in het oeuvre van Theun de Vries ongewone en verrassende facetten aan het licht brengt. Ongewoon: de roman laat zich eigenlijk het best plaatsen naast sommige creaties van de moderne film, ergens tussen het surrealisme van Buñuel en het geraffineerde melodrama van Fassbinder.