‘Kees noemt mij een raadsel. Laat maar zeg ik. Als ik een eind aan haar leven heb gemaakt, is er niets rechtvaardiger dan dat er een eind wordt gemaakt aan dat leven van mij.’
‘In de nieuwe roman van Gerrit Krol wordt een jongen van moord verdacht. Hij komt terecht in het eindeloze circuit van ondervragers en hulpverleners, die hem ook na zijn verblijf in de gevangenis blijven bestoken. Het gaat in dit boek om kwesties van schuld en straf en niet eerder is Krol in zijn bespreking van morele problemen zo ver en diep gegaan. Ook technisch is er iets veranderd, in vergelijking met zijn vorige boeken: de dialoog, of flarden gesproken taal, heeft hij niet eerder zo benut. Veel fragmentjes (want uiteindelijk is het weer een echt Krol-boek, met veel witregels) staan tussen aanhalingstekens en geven de visie weer van anderen op de zaak-Maurits. Ze volgen elkaar dit keer heel snel op, de wisselende perspectieven, en Maurits voegt er zijn reacties en gedachten voortdurend tussen. Het procédé is bij uitstek geschikt om een caleidoscopisch beeld te geven van Maurits en en zijn “feiten”, het is spannend, beeldend, en door de kortheid altijd erg veelzeggend. Barstensvol prachtige passages staat dit boek, harde, droevige en grimmig humoristische. Een van Krols beste boeken!’ T. van Deel